Belastingadviseur aansprakelijk voor verkeerd toepassen termijn

Een Australische werkte en woonde in Brussel tot eind 2012, waarna zij naar Australië terugkeerde. In september 2013 kreeg zij een aanbod om in Nederland te komen werken voor een grote koffiebrander. Zij verzocht een belastingadviseur om voor haar een verzoek in te dienen bij de Nederlandse belastingdienst om in aanmerking te komen voor de zogenaamde 30%-regeling. Deze regeling houdt in dat, wanneer iemand vanuit het buitenland in Nederland komt werken, over 30% van het inkomen geen belasting hoeft te worden betaald wegens buitenlandse onkosten.

De belastingadviseur informeerde de Australische dat zij, om voor de regeling in aanmerking te komen, in de twee jaar voorafgaand aan de start van haar Nederlandse dienstverband niet meer dan zestien maanden binnen een straal van 150 km van de Nederlandse grens mocht hebben gewoond. Brussel ligt binnen die straal, zodat de cliënt mogelijk niet voor de 30%-regeling in aanmerking komt. Daarop laat de cliënte weten dat zij, mocht ze een paar maanden te kort komen, de start van haar dienstverband met die periode zou kunnen uitstellen. De belastingadviseur stelt haar gerust: dat is niet nodig, omdat de Australische aan de criteria voldoet. De Australische kan aan haar werkzaamheden in Nederland beginnen.

Kort daarna maakt de koffiebrander in een persbericht bekend dat de Australische is benoemd tot Senior Vice President Marketing. Nadat de Australische op 7 oktober 2013 met haar werk is gestart, bericht de belastingadviseur haar op 11 oktober dat er een rekenfout is gemaakt bij het doen van de aanvraag om in aanmerking te komen voor de 30%-regeling. Het blijkt dat de aanvrager in de twee jaar voorafgaand aan de start van het dienstverband ten minste zestien maanden buiten een straal van 150 km van de Nederlandse grens moet hebben gewoond. De Australische voldoet niet aan die eis en haar aanvraag wordt afgewezen.

De cliënte stelt de belastingadviseur aansprakelijk voor door haar misgelopen belastingvoordeel. Zij stelt dat als zij de juiste regel had gekend, zij de aanvang van haar dienstverband zou hebben uitgesteld tot mei 2014 en alsnog wél voor de 30%-regeling in aanmerking zou zijn gekomen. De belastingadviseur stelt daar tegenover dat de werkgever uitstel tot na december 2013 niet zou hebben geaccepteerd.

De Rechtbank Rotterdam oordeelt in een vonnis van 3 juni 2020 dat de belastingadviseur een beroepsfout heeft gemaakt en daarvoor aansprakelijk is. De rechtbank schat de kans dat de Australische, als de fout niet zou zijn gemaakt, met haar werkgever zou zijn overeengekomen dat zij eerst op 1 mei 2014 zou beginnen, op 25%. Voor de bepaling van dit percentage woog de rechtbank onder andere mee (i) dat voordat de belastingadviseur aangaf dat hij een fout had gemaakt al een arbeidsovereenkomst was gesloten, (ii) dat in de arbeidsovereenkomst rekening was gehouden met de mogelijkheid dat de Australische niet in aanmerking zou komen voor de 30%-regeling en (iii) dat het ging om een uiterst aantrekkelijke baan voor iemand van 40 jaar die geen werk had zodat niet aannemelijk was dat zij om zeven maanden uitstel zou vragen.

Het belastingadvieskantoor is daarom aansprakelijk voor 25% van de door de Australische geleden schade, waarbij het kantoor op grond van de algemene voorwaarden niet meer hoeft uit te keren dan het bedrag dat de verzekeraar dekt.