Een beroepsfout? Vergeet vooral niet tijdig te klagen!
Een veelvoorkomend verweer bij beroepsfouten is dat de (voormalig) cliënt te laat heeft geklaagd. Dit verweer, ontleend aan de klachtplicht van artikel 6:89 BW, biedt dienstverleners een stevig schild om schadeclaims af te weren. Zo ook in een zaak die diende bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
Sterk vereenvoudigd weergegeven gaat het in deze zaak om een door een notaris en twee advocaten (hierna aangeduid als 'het advocatenkantoor') opgestelde huurovereenkomst, waaraan volgens de cliënt het een en ander mankeerde. De klachten van de cliënt richtten zich tot de huurprijs (te hoog) en het huurprijswijzigingsbeding (te complex). Het advocatenkantoor had werkzaamheden verricht tussen eind 2009 en medio 2011 en de huurovereenkomst nam een aanvang in 2012. Eerst op 7 april 2016 stelde de cliënt het advocatenkantoor aansprakelijk. Volgens het advocatenkantoor was dat te laat met als gevolg dat de cliënt zijn rechten had verspeeld.
Klachtplicht (artikel 6:89 BW)
In een opdrachtrelatie met een advocaat – maar ook met een notaris, assurantietussenpersoon, accountant of makelaar – moet de (voormalig) cliënt tijdig de advocaat aanspreken op een fout in de dienstverlening. Te laat protesteren heeft fatale gevolgen, omdat de cliënt dan niet langer de fout aan de advocaat kan tegenwerpen (juridisch spreekt men van 'verval van rechten').
De ratio van de klachtplicht van artikel 6:89 BW is het beschermen van de opdrachtnemer tegen te late en daardoor moeilijk te weerspreken klachten. De opdrachtnemer wil in wezen zo snel als mogelijk weten of hij correct heeft gepresteerd. Zo nodig kan hij dan zijn bewijspositie veilig stellen of maatregelen nemen om een eventuele fout te herstellen.
Tijdig protesteren betekent protesteren 'binnen bekwame tijd' nadat de fout is ontdekt of redelijkerwijze had moeten worden ontdekt. De laatst gecursiveerde passage benadrukt dat van de cliënt actief onderzoek wordt verlangd naar de vraag of de dienstverlening correct was of niet.
Strikt genomen zijn in artikel 6:89 BW twee termijnen te onderscheiden. Enerzijds de onderzoekstermijn – de tijd die de cliënt gegund wordt om vast te stellen of van een fout sprake is – en anderzijds de klachttermijn – de termijn die gaat lopen zodra de (voormalig) cliënt een fout heeft ontdekt of had moeten ontdekken en waarbinnen het gebrek aan de advocaat moet worden gemeld. In de praktijk is dit onderscheid niet altijd even gemakkelijk te maken en lopen de termijnen in elkaar over.
Over de lengte van de termijnen valt in algemene zin niets te zeggen. De vraag of al dan niet tijdig is geklaagd (en dus of sprake is van schending van de klachtplicht), moet worden beantwoord aan de hand van een belangenafweging en met inachtneming van de welbekende omstandigheden van het geval. Onder meer zijn van belang (i) de aard en kenbaarheid van de fout, (ii) de wijze waarop de fout aan het licht treedt, en (iii) de deskundigheid van de cliënt. Hoe deskundiger de cliënt, hoe meer in termen van onderzoek van de cliënt mag worden verlangd.
Bij dit alles speelt een voorname rol of, en zo ja, in hoeverre de belangen van de advocaat zijn geschaad als gevolg van het verstrijken van de tijd totdat tegen de fout is geprotesteerd. Zijn de belangen van de advocaat niet geschonden, dan zal de cliënt niet snel verweten kunnen worden dat hij onvoldoende voortvarend heeft gehandeld. Schending van de klachtplicht is in dat geval een minder voor de hand liggend oordeel.
De wijze waarop wordt geprotesteerd, doet in feite niet ter zake. Dat mag zowel telefonisch als schriftelijk (brief, e-mail, Whatsapp). Maar omdat de opdrachtgever zo nodig moet bewijzen dat hij tijdig heeft geklaagd, valt aan te raden om schriftelijk te protesteren.
Oordeel hof
Terug naar de zaak rondom de (vermeend) gebrekkige huurovereenkomst. Het hof stelt het advocatenkantoor in het gelijk. Naar oordeel van het hof had van de cliënt ten minste verwacht mogen worden dat hij de huurovereenkomst zou lezen en op belangrijke punten, waaronder de huurprijs, zou controleren. Hiervoor is geen bijzondere deskundigheid vereist. Daar komt bij dat de hoogte van de huurprijs eenvoudig kon worden opgemerkt vanaf de eerste betaling ervan in mei 2012. Deze omstandigheden rechtvaardigen het oordeel dat de cliënt onvoldoende onderzoek heeft verricht.
Ook heeft het advocatenkantoor voldoende aangevoerd om te oordelen dat het als gevolg van het late klagen in zijn belangen is geschaad. Zo wees het advocatenkantoor op het feit dat herinneringen aan de inhoud van bepaalde afspraken en besprekingen door het verstrijken van jaren kunnen vervagen, dat de bij een dossier betrokken personen door het verstrijken van tijd moeilijker benaderd kunnen worden (in dit geval was één van de advocaten niet langer in dienst bij het advocatenkantoor) en dat schriftelijke bewijsstukken in de loop der jaren verloren kunnen gaan of moeilijker traceerbaar kunnen worden. Weliswaar zijn dit algemene stellingen, maar tegenover de magere betwisting door de cliënt hebben de stellingen volgens het hof voldoende gewicht in de schaal gelegd om het nadeel van het lange tijdsverloop vast te kunnen stellen.
Gelet op alle omstandigheden oordeelde het hof dat de klacht van de cliënt niet als tijdig kon worden beschouwd.
Tot slot
Het hier besproken arrest toont aan dat een opdrachtgever niet eenvoudigweg achterover kan leunen, in de veronderstelling dat al het noeste werk aan zijn deskundige opdrachtnemer kan worden overgelaten. Een cliënt is gehouden om, voor zover redelijkerwijs mogelijk, actief na te gaan of de door hem ingeschakelde advocaat, makelaar of notaris zich op deugdelijke wijze van zijn taak heeft gekweten. Het advies aan cliënten luidt dan ook: wees niet passief en kom vooral tijdig in de benen wanneer het vermoeden bestaat dat iets niet in de haak is.