Geen getuigenbewijs bij de rechter geleverd; beroepsfout?

Uw advocaat mag u niet blootstellen aan onnodige risico’s. Het afzien van getuigenbewijs is zo’n potentieel onnodig risico. Als een getuige bij de rechter verklaart, noemen we dat een verklaring onder ede. De getuige moet de eed of belofte afleggen, die inhoudt dat hij of zij naar waarheid verklaart. De rechter hecht aan zo’n getuigenverklaring meer waarde dan aan andere verklaringen.

Een recente uitspraak illustreert dat het nemen van zo’n onnodig risico al gauw tot een beroepsfout leidt.

Een verhuurder had een geschil met zijn huurder over de betaling van de huur. In hoger beroep oordeelde de rechter dat de huurder moest aantonen dat hij bepaalde afspraken met de verhuurder had gemaakt. De huurder riep één getuige op; zichzelf. De advocaat van de verhuurder heeft vervolgens wel een geluidsfragment van een telefoongesprek tussen verhuurder en huurder in de procedure gebracht, maar niet aangegeven dat de verhuurder ook eigen getuigen wilde laten horen.

De rechter oordeelde vervolgens dat de huurder was geslaagd in het bewijs, en wees de vordering van de verhuurder af. Daarbij overwoog de rechter expliciet dat het voor de hand had gelegen dat de verhuurder ook onder ede had verklaard wat er volgens hem was gebeurd, omdat partijen daar zo stellig over van mening verschilden.

De verhuurder stelde zijn advocaat vervolgens aansprakelijk; de rechtbank Noord-Holland moest de vraag beantwoorden of de advocaat een beroepsfout had gemaakt, en schadevergoeding moest betalen. Uit het vonnis van 16 maart 2022 blijkt dat dat inderdaad het geval is.

De rechtbank stelt vast dat de advocaat gehouden is zijn cliënt niet onnodig bloot te stellen aan voorzienbare en vermijdbare risico’s. De advocaat moet zich bewust zijn van het feit dat een rechter meer waarde hecht aan een verklaring onder ede dan aan andere verklaringen. Ook moet de advocaat zich bewust zijn van het risico dat de rechter nadelige gevolgen verbindt aan het niet horen van eigen getuigen (inclusief de partij zelf, dus in dit geval de verhuurder). In dit geval heeft de advocaat ingeschat dat de huurder niet in het bewijs was geslaagd, en dat de verhuurder niets had toe te voegen aan wat hij eerder (niet onder ede) had verklaard. Daarom meende de advocaat dat het horen van “eigen” getuigen niet zinvol was. De rechtbank stelt vast dat de genoemde bewustheid daarmee dus ontbrak bij de advocaat. Dat levert een beroepsfout op. De advocaat is aansprakelijk voor de schade die daaruit voortvloeit, en moet dus een schadevergoeding betalen.