Accountantsaansprakelijkheid bij de uitvoering van een niet-wettelijke taak

De wettelijke taak van de accountant is beperkt tot de accountantscontrole. Die controle leidt uiteindelijk tot het verstrekken door de account van de controleverklaring (artikel 2:393 lid 5 BW). Dit heet ook wel de wettelijke opdracht. Alle overige opdrachten die de accountant aanneemt, zijn dus niet-wettelijke opdrachten. Denk hierbij aan bijvoorbeeld het samenstellen van de jaarrekening; een samenstelverklaring kan worden afgegeven voor de jaarrekening van de vennootschap die niet controleplichtig is.

Voor niet-wettelijke opdrachten zijn natuurlijk wel allerlei regels van toepassing. Die regels zijn neergelegd in bijvoorbeeld de Nadere Voorschriften Controle- en Overige Standaarden (NV COS), maar ook in handreikingen van de Nederlandse Beroepsorganisatie voor Accountants (NBA). Denk bijvoorbeeld aan NV COS 3850N, over opdrachten met betrekking tot prospectussen, of aan NBA-handreiking 1112, over persoonsgericht onderzoek.

Bij de uitvoering van de wettelijke controle speelt sinds jaar en dag het publiek belang mee; de accountant moet er rekening mee houden dat derden op zijn oordeel (dat het geschetste beeld niet misleidend is) vertrouwen.

De Hoge Raad heeft begin 2021 voor het eerst een arrest gewezen over de aansprakelijkheid van de accountant jegens derden in geval van een niet-wettelijke opdracht. In dit geval ging het om een samenstelopdracht en om derden die - naar eigen zeggen - waren afgegaan op het oordeel van de accountant.

Procesverloop – wat speelde er?
In maart of april 2002 waren enkele partijen geïnteresseerd geraakt om Jan van Gent (JvG), een bedrijf dat motorsloepen produceerde en verkocht, over te nemen. Dat heeft geleid tot een overnameovereenkomst, op basis waarvan de onderneming in augustus 2002 is overgedragen. Een gedeelte van de kopers heeft hun aandelen in december 2002 vervolgens overgedragen aan weer andere kopers.

In de overnameovereenkomst is de waarde van JvG gebaseerd op de stand van het eigen vermogen en van de post goodwill per 31 december 2001.

Omdat de jaarstukken over 2000 en 2001 ten tijde van de onderhandeling over de verkoop nog niet waren opgesteld, heeft JvG in mei 2002 de opdracht aan een accountantskantoor gegeven om de jaarrekeningen over 2000 en 2001 samen te stellen. Accountants van het betreffende kantoor hebben vervolgens de jaarrekeningen over 2000 en 2001 samengesteld. De samenstelverklaringen zijn op 30 juli 2002 afgegeven. Tevens heeft één van deze accountants de cijfers over het eerste halfjaar van 2002 opgesteld. De halfjaarcijfers zijn in augustus 2002 aan JvG verstrekt.

Achteraf bleek, dat de cijfers over 2000, 2001 en het eerste halfjaar van 2002 een te rooskleurig beeld van de onderneming van JvG schetsten: vooruitbetalingen werden als resultaat geboekt, zonder dat daarbij rekening werd gehouden met de nog door JvG te verrichten prestatie. Daardoor heeft JvG dus de omzet te hoog vastgesteld. De accountants wisten dat die cijfers een doorslaggevende rol speelden bij de waardering van de onderneming. Daarom hebben JvG en haar aandeelhouders in 2005 de betreffende accountants tuchtrechtelijk ter verantwoording geroepen. Dat heeft uiteindelijk (in hoger beroep) geleid tot een beslissing van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven van 4 januari 2011, waarbij aan de betrokken accountants een berisping is opgelegd, omdat het CBB oordeelde dat de jaarrekeningen 2000 en 2001 en de halfjaarcijfers 2002 inderdaad niet op een deugdelijke grondslag berustten.

In 2008, dus nog tijdens de tuchtrechtelijke procedure, is JvG failliet verklaard.

Het oordeel van de tuchtrechter sterkt het gevoel van de kopers dat zij de accountants ook civielrechtelijk aansprakelijk kunnen houden.

Civielrechtelijke aansprakelijkheid
De Rechtbank Midden-Nederland heeft de vordering van de kopers op de accountants bij vonnis van 23 december 2015 echter afgewezen. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft dat oordeel op 25 juni 2019 bevestigd. Waarom gebeurde dat? Er was toch sprake van een beroepsfout?

Dat er beroepsfouten zijn gemaakt, staat inderdaad vast. De zaak loopt stuk op het ontbreken van causaal verband. Zowel de rechtbank als het hof oordelen dat de beslissing om de overname te doen al was genomen voordat de samenstelopdrachten waren afgerond, en voordat de halfjaarcijfers waren opgeleverd, zodat de beroepsfouten van de accountants niet tot de gestelde schade kunnen hebben geleid. Ook bij de Hoge Raad trekken de kopers aan het kortste eind. De klachten van de kopers zijn bij arrest van 29 januari 2021 ongegrond verklaard. Van belang is wat de Hoge Raad overweegt over de buitencontractuele aansprakelijkheid van de accountant bij de uitvoering van een niet-wettelijke taak. De Hoge Raad oordeelt namelijk dat die norm anders – minder streng – is dan bij uitvoering van de wettelijke taak. Het kan volgens de Hoge Raad onrechtmatig zijn richting een derde als de accountant nalaat “maatregelen te treffen om te voorkomen dat die derde aan die rapportage ten onrechte of onjuist betekenis toekent” op het moment dat de accountant weet dat die derde zijn gedrag mede op basis van zijn accountantsrapport zal laten bepalen. Kort en goed: de eisende partij had in dit geval moeten stellen en bewijzen dat de accountant wist dat de eisende partijen hun gedrag zouden laten bepalen door de door de accountant te leveren rapportage(s). Dat was hier niet het geval; de overnameovereenkomsten waren tenslotte al getekend voordat de accountants hun werk voltooiden. De kopers kunnen onvoldoende onderbouwen dat zij hun overnamebeslissing hebben gebaseerd op de rapportages van de accountants.

Al met al blijkt maar weer eens, dat een succesvolle tuchtprocedure niet noodzakelijkerwijs ook hoeft te leiden tot civielrechtelijke aansprakelijkheid. Tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen kan tot schade leiden, maar dat is lang niet altijd het geval.

Heeft u als derde een rapportage van een accountant in handen gekregen, op basis daarvan beslissingen genomen, en bleek later dat de rapportage gebrekkig was? Wij adviseren u graag over de (on)mogelijkheden in uw zaak.