Heibel in de tent; soms ook met tuchtrechtelijke gevolgen

Waar mensen samenwerken, ontstaat wel eens frictie. Het is verstandig om je frustraties uit te praten, want voor je het weet, heb je een conflict, en doe je dingen waar je achteraf misschien spijt van krijgt. Of je krijgt een tuchtrechtelijke maatregel aan je broek. Een recente uitspraak van de Accountantskamer is daar een goed voorbeeld van. Een conflict binnen een accountantsmaatschap leidde daar tot gegronde tuchtklachten over niet-integer handelen.

Afwikkeling accountantskantoor
Drie accountants, laten we ze X, Y en Z noemen, dreven samen via een maatschap een accountantskantoor, dat we voor het gemak A Accountants noemen. De maatschap bestond uit twee maten; naast X in privé was dat B.V. Q, een B.V. waarin Y en Z gezamenlijk participeerden. De maatschap werd aangegaan per 1 januari 2017.

In de loop van 2019 ontstond tussen X enerzijds en Y en Z anderzijds een conflict; als gevolg van dat conflict is X per 2 februari 2020 arbeidsongeschikt geraakt. Y en Z hebben de maatschapsovereenkomst vervolgens opgezegd; als gevolg daarvan eindigde de maatschap op 4 augustus 2020. B.V. Q heeft daarna de praktijk onder de naam A Accountants voortgezet.

A Accountants kwam hierna tot overeenstemming over een overname met een concurrent, B Accountants, aan wie A Accountants haar cliëntenportefeuille op 1 oktober 2020 heeft verkocht. In een brief van 27 oktober 2020 schreven Y en Z het volgende aan de relaties van A Accountants:

 

“Wij willen u hierdoor graag op de hoogte stellen van de laatste ontwikkelingen met betrekking tot ons kantoor. De maand februari van dit jaar is voor Y en Z een bijzondere maand geworden; helaas in negatieve zin. Wij werden allereerst geconfronteerd met de ziekmelding per e-mail van X op zondagavond 2 februari. Een ziekmelding waarmee hij al had gedreigd en waarover X later tegenover een cliënt bevestigde wat wij al vermoedden. X had zich ziek gemeld vanwege een conflict met ons. Kort gezegd kwam het erop neer dat X eind oktober 2019 de samenwerking met ons heeft opgezegd en van mening was dat wij de onderneming nog datzelfde jaar zouden moeten verlaten zodat X deze zou kunnen voortzetten. Dat was geheel in afwijking van wat wij met hem in de bij de notaris vastgelegde maatschapsakte waren overeengekomen.

(.....)

De hiervoor genoemde gebeurtenissen zijn voor ons aanleiding geweest om ons verder te oriënteren op het voortbestaan van onze onderneming en wel op een manier waarop wij minder afhankelijk en dus ook minder kwetsbaar zouden zijn, zodat wij u als cliënt optimaal en slagvaardig kunnen blijven bijstaan in deze moeilijke tijden. En dat is gelukt. Ons kantoor is een samenwerking aangegaan met B Accountants.

(….)

A Accountants gaat in de toekomst verder onder die naam (...)”

X kon zich niet vinden in deze brief, en heeft Y en Z gemaand deze brief te rectificeren. Datzelfde verzoek deed hij ook aan C en D, die inmiddels als partner waren toegetreden tot A Accountants. X heeft daar kennelijk niet op gereageerd; C en D stelden zich op het standpunt dat zij niet betrokken waren bij het opstellen van de brief, en dat er geen reden was om hen te betrekken bij het geschil dat X met Y en Z heeft.

Tuchtklacht
X dient een tuchtklacht in bij de Accountantskamer. Deze klacht richt zich tot Y, C en D; de uitspraak vermeldt overigens niet waarom Z buiten schot blijft. Het verwijt van X luidt, dat Y aan relaties van A Accountants met de brief van 27 oktober 2020 misleidende en feitelijk onjuiste informatie heeft verstrekt, waardoor X in zijn eer en goede naam is aangetast. C en D zijn medeverantwoordelijk voor de inhoud van de brief, aldus X, maar hebben geen maatregelen getroffen om het niet-integere handelen van Y te beëindigen.

Verweer van Y, C en D; oordeel Accountantskamer
Het eerste punt van het verweer van Y, is dat hij de brief niet opstelde in zijn hoedanigheid van accountant, maar in zijn hoedanigheid van ondernemer. De Accountantskamer maakt korte metten met dat verweer; een gedraging van een accountant in de relatie tot de andere maten binnen zijn kantoor is een beroepsmatige gedraging. Zeker nu het ook nog om een brief gaat die op briefpapier van kantoor aan relaties is verzonden, en is ondertekend door Y met gebruikmaking van zijn AA-titel. Er is dus sprake van professioneel handelen, dat getoetst kan worden door de Accountantskamer.

Inhoudelijk oordeelt de Accountantskamer dat de brief geen zakelijke weergave geeft van wijzigingen binnen A Accountants. De informatie over de al dan niet terechte ziekmelding is volgens de Accountantskamer “overbodig, subjectief, beschadigend en grievend” voor X. Enige noodzaak om dit in de brief te vermelden ontbrak bovendien. Y heeft dus in strijd met het fundamentele beginsel van integriteit gehandeld, en de klacht is daarmee gegrond.

Ook de klachten tegen C en D worden door de Accountantskamer gegrond verklaard, vanwege strijd met datzelfde fundamentele beginsel. Ter zitting is namelijk gebleken dat C en D de brief van Y vóór verzending al hebben gelezen, en toen hebben besloten zich niet met inhoud en verzending van de brief te bemoeien. Volgens de Accountantskamer hadden C en D bij Y moeten aandringen om de grievende informatie uit de brief te verwijderen en de informatie over de geëindigde samenwerking in neutralere bewoordingen weer te geven, of, als Y voet bij stuk bleef houden, zich richting de geadresseerden van de brief moeten distantiëren van de inhoud daarvan. Dat geldt, aldus de Accountantskamer, des te meer nu X er bij C en D op heeft aangedrongen om de brief te rectificeren. Door dat niet te doen, hebben ook C en D niet integer gehandeld.

Omdat de klachten gegrond zijn, worden tuchtrechtelijke maatregelen opgelegd. Y krijgt een berisping; C en D beiden een waarschuwing.

Afsluitend
De integriteit kan dus ook in het geding komen als iemand de vuile kantoorwas buiten hangt. Een tuchtklacht is relatief gemakkelijk in te dienen, dus misschien is het verstandig om voor het nemen van bepaalde stappen nog een nachtje extra te slapen. Zo was de woede of frustratie bij het schrijven van de brief in deze zaak misschien ook wat weggezakt, en was de blik – in tuchtrechtelijke zin – wellicht wat helderder geweest.