Onttrekkingen aan het bedrijfsvermogen: accountant aansprakelijk?

Er zijn van die rechtszaken waarin de feiten dermate bizar zijn, dat ze zelfs in een film of boek als ongeloofwaardig zouden worden versleten. Een zaak die diende voor de Rechtbank Overijssel is er zo één. De feiten in deze zaak zijn even onvoorstelbaar als triest en komen vereenvoudigd weergegeven op het volgende neer.

Een echtpaar drijft een transportonderneming, in de vorm van een vennootschap onder firma. De man is vrachtwagenchauffeur. De vrouw heeft de dagelijkse leiding over het bedrijf en verzorgt de administratie. Het echtpaar maakt gebruik van de diensten van een accountant, die zowel werkzaamheden voor de vof als voor de vennoten in privé verricht.

Op enig moment wordt de vrouw ernstig ziek en treft haar de ene na de andere ernstige aandoening. Als klap op de vuurpijl ontstaan als gevolg van medische behandelingen complicaties, en wel van zo'n ernstige aard dat de vrouw door aantasting van het gezichtsvermogen nauwelijks nog kan zien. De zoon van het echtpaar wordt ingevlogen om zijn ouders met de administratie te helpen. Onder meer zet de zoon betalingen in de digitale bankomgeving klaar, waarna de vrouw via een paslezer de opdrachten digitaal valideert.

Na verloop van tijd komt aan het licht dat over een periode van bijna drie jaar zo'n € 330.000 is weggesluisd van de bedrijfsrekening van de vof via de privérekening van het echtpaar naar de rekening van hun – zo bleek later: gokverslaafde – zoon en naar betaaldiensten als Western Union en Paypal. Alsof het noodlot nog niet hard genoeg is toegeslagen, berooft de zoon zichzelf kort na de ontmaskering van het leven. Het leed voor dit echtpaar is al met al nauwelijks te overzien.

In een poging nog iets van het verdwenen geld vergoed te krijgen, richt het echtpaar de pijlen op de accountant. Volgens het echtpaar had de accountant de verdachte geldstromen moeten signaleren en vervolgens aan de bel moeten trekken. In de door het echtpaar aangevangen procedure staat de vraag centraal: valt de accountant een verwijt te maken?

Maatman-criterium
De rechtsverhouding tussen het echtpaar/de vof en de accountant is die van een overeenkomst van opdracht (artikel 7:400 BW). De wet bepaalt dat een opdrachtnemer bij zijn werkzaamheden de zorg moet betrachten van een 'goed opdrachtnemer'. Doet hij dat niet, dan handelt de opdrachtnemer onrechtmatig jegens de opdrachtgever.

Om vast te stellen of een accountant als een goed opdrachtnemer heeft gehandeld, moet worden beoordeeld of de accountant heeft gehandeld zoals een redelijk handelend en redelijk bekwaam vakgenoot te werk zou zijn gegaan. De 'redelijk handelend, redelijk bekwaam vakgenoot' wordt kortweg de 'maatman' genoemd: een denkbeeldige, zeg maar 'gemiddelde' persoon, aan wiens kennis en kunde het handelen van de aansprakelijkgestelde beroepsgenoot wordt gemeten. Ook in procedures tegen advocaten, notarissen en artsen komt de maatman-maatstaf terug.

Welke eisen concreet worden gesteld aan de maatman, en dus aan de aansprakelijkgestelde beroepsgenoot, is van tal van factoren afhankelijk: de binnen de beroepsgroep geldende gedragsregels, de aard van het beroep (de zorg van een accountant wordt anders ingekleurd van de zorg van een advocaat), de omvang van de opdracht (een verplichting tot resultaat of tot inspanning), de toevertrouwde belangen, de persoon van de opdrachtgever, et cetera.

Bij dit alles wordt niet het allerbeste van de beroepsbeoefenaar verlangd, maar de kwaliteit van de dienstverlening mag niet beneden de middelmaat liggen.

Toetsing door de rechtbank
Terug naar de zaak van het echtpaar en de accountant. Volgens het echtpaar heeft de accountant op twee redenen onrechtmatig gehandeld, namelijk door:

  1. niet te constateren dat de zoon bedragen onttrok aan (i) het vermogen van de vof en (ii) het vermogen van zijn ouders; en

  2. de ouders niet van deze onttrekkingen op de hoogte te stellen.

De rechtbank overweegt allereerst dat volgens de gedragsregels voor accountants de accountant een professioneel kritische houding moet hebben, alert moet zijn op onregelmatigheden en signalen van fraude moet oppikken. Bij dit laatste geldt dat van de accountant meer mag worden verwacht naar mate de accountant nauwer betrokken is bij de bedrijfsvoering van de opdrachtgever.

Mede dit laatste aspect doet het echtpaar de das om. Volgens de accountant was de bankrekening van het echtpaar een privérekening, waarin zij helemaal geen inzage had en waarin zij voor het opstellen van de jaarrekening ook geen inzage behoefde te hebben. De rechtbank geeft de accountant gelijk. Dat de zoon bedragen naar zichzelf overschreef en privébetalingen deed vanaf deze privérekening, kon én hoefde de accountant niet te zien. Een verwijt valt de accountant hier niet te maken.

Evenmin valt de accountant een verwijt te maken ten aanzien van de overschrijvingen van de bedrijfsrekening naar de privérekening van de ouders. Een accountant past in het algemeen enige terughoudendheid, omdat in principe de vennoten bepalen welke bedragen zij aan het bedrijf wensen te onttrekken. Bovendien ging het in dit geval steeds om bescheiden bedragen (€ 250-500), die in omvang pasten bij de omvang van het bedrijf. Het saldo is nimmer onder nul geweest. Daar komt nog bij dat de accountant pas in een heel laat stadium over stukken beschikte die de overschrijvingen naar de privérekening lieten zien, waarna zij direct aan de bel heeft getrokken. Tot slot ligt het naar het oordeel van de rechtbank eerder op de weg van het echtpaar zelf dan op die van de accountant om malversaties met hun rekening op te merken.

Tot slot
Alles afwegende oordeelt de rechtbank (met recht) dat de accountant niet kan worden verweten dat zij geen onregelmatigheden of signalen van fraude heeft geconstateerd. Daarom rustte op haar ook niet een verplichting om melding te doen van onregelmatigheden of fraude. Aldus ontspringt de accountant de dans en blijft het echtpaar na het zoveelste onheil in verslagenheid achter.